zaterdag 16 november 2013

Augustus 1982

Volgende week moet ik weer naar school. Ik wil naar buiten. Met vriendinnen naar het strand, kletsen, lachen, even de zee in. En naar de stad, heel veel kleren passen en niks kopen. Daarna uren hangen bij de Mac, totdat een medewerker met een papieren mutsje ons vriendelijk verzoekt om óf nog iets te bestellen óf te vertrekken. Om dan met z’n zessen nog één kleine portie friet te bestellen.

Maar ik zit binnen, in een zuur ruikende ziekenhuiskamer. Ik zit op een witte stoel naast het bed waar mijn vader in ligt. Ik luister naar zijn ademhaling. Voor zolang dat nog duurt.
Als hij het maar niet in zijn hoofd haalt op te houden. Op te houden met ademhalen. Op te houden met ademhalen terwijl ik hier zit. Alleen.
Dat vergeef ik hem nooit.

Sorry papa.
Een goede dochter denkt dit niet.
Een goede dochter denkt dingen als “lieve papa, ik vind het zo vreselijk dat je dood gaat” en iets als “ik hou zoveel van je” en “ik ga je zo vreselijk missen”.
En een geweldige dochter zegt dat dan ook hardop.

Maar ik niet. Nu niet. Nu kan ik dat niet. Nog niet.


2 opmerkingen: