zaterdag 13 december 2014

Binnenkort (niet meer) in dit “theater”

Vrijdagavond, naar het theater. Een spetterende, gelauwerde voorstelling van een ambitieuze amateurvereniging in Den Haag. Zij spelen in het “theater” dat ooit bedoeld is geweest voor alle verenigingen in de stad. De meeste van deze verenigingen hebben de afgelopen jaren dit “theater” de rug toegekeerd en hebben hun heil elders gezocht. Deze (relatief) nieuwe vereniging niet.

We komen binnen. Rechts is de bar en boven die bar hangt een groot bord, waarop met grote letters ‘Kassa & Kaarten’ staat. Een stel, niet bekend in dit “theater”, loopt naar de jongedame achter de bar en vraagt naar hun reservering. De jongedame reageert met een geërgerde blik dat ze niet bij haar maar dáár (wijst onverschillig naar een tafeltje in de foyer) moeten zijn. Op hun vraag waarom dat bord boven de bar er dan hangt, is het zuchtende antwoord dat het vanavond geen ‘eigen productie’ is. Het stel vervoegt zich vervolgens in lichte verwarring naar de tafel waar de kaartverkoop plaatsvindt.

Voor de voorstelling. De jongedame achter de bar neemt een microfoon in de hand en vertelt het publiek wat er van hen verwacht wordt.
Of eigenlijk, vooral wat er niet verwacht wordt. Wat verboden is.
Wat niet mag in dit “theater”.
Niet fotograferen, niet telefoneren, niet weggaan om te plassen want dan mag je niet meer terug de zaal in. Op zich allemaal logische en begrijpelijke mores in een theater.
De monotone manier waarop de jongedame achter de bar het verhaal brengt, roept nogal wat reacties op. De vraag of er nog wel gelachen of geapplaudisseerd mag worden, hangt in de hele foyer in de lucht.

Na de voorstelling. Enthousiaste reacties, felicitaties aan spelers en regisseur klinken overal. Fijne sfeer. Wijn, bier en frisdrank vinden gretig aftrek bij de bar.
Er heerst dan ook verbazing onder de nog in groten getale aanwezige gasten als de jongedame achter de bar laatste ronde aankondigt.
Dat doet de jongedame overigens persoonlijk. Niet vanachter de bar, maar ze gaat langs bij diverse groepjes om haar boodschap te brengen. De vriendin waarmee ik op dat moment sta te praten, vraagt aan de jongedame waarom de bar op dit relatief vroege tijdstip wordt gesloten.
“Dit is een jeugdtheaterschool, geen bar” is het bitse antwoord.
Er ontstaat een kleine, wat onaangename discussie over waar we nou precies zijn, want wij waren toch in de veronderstelling dat we door de vereniging in een theater waren genodigd.
De jongedame blijft bij haar standpunt. “Dit is een jeugdtheaterschool”.
Dat was haar oordeel en daar hadden we het mee te doen.

Terwijl ik mijn laatste ronde nuttig, sta ik met anderen te praten en ik vertel hen dat ik me helaas nog altijd niet welkom voel in dit “theater”. Terwijl ik sta uit te leggen wat er is voorgevallen, staat plotseling de jongedame achter de bar naast me.
Of ik nog wat te drinken wil bestellen. Huh? De bar was toch dicht?
 “Ja, maar dat vond u toch zo vervelend? En dan nog wat, vindt u het nodig om hier aan deze mensen te vertellen over het gesprek dat wij zojuist hebben gehad? Waarom vertelt u dat aan deze mensen?”  Ze kijkt me dwingend aan. Blijft staan. Wacht op een antwoord.

Verbijsterd. Stupéfait. Flabbergasted.
Als ik meer talen sprak, zou ik meer woorden kunnen vinden. 

Het verhaal eindigt hier. Ik heb geen woorden meer, in welke taal dan ook, voor de bejegening die ik als bezoeker van een voorstelling heb ervaren in dit “theater”.
En dan heb ik het nog niet eens over de tijd dat ik daar met mijn vereniging mocht spelen.
Maar goed, het is dus blijkbaar geen theater.
Het is een jeugdtheaterschool.